Deze naam werd door STARING gegeven aan een landbouwstelsel, dat in het midden van de vorige eeuw in het W. van N. Brabant werd gevolgd.
In tegenstelling tot het drieslagstelsel werd bij de V.b. veevoeder en mest aangekocht en werd op de akkers ook veevoeder geteeld, terwijl de weiden met stalmest werden bemest. Het akkerland werd zeer zorgvuldig behandeld. Door een en ander was het mogelijk geregeld de helft van het land met rogge te betelen, b.v. in deze vruchtornloop: 1. rogge, 2. klaver, 3. haver, 4. rogge, 5. rogge, 6. boekweit of aardappelen. Na de rogge werden als tweede gewas spurrie, wortels of knollen verbouwd.