noemt men in de houtmeetkunde de grafische voorstelling van het verloop van de stamvlakte per ha van een gelijkjarige opstand bij het ouder worden. Het gewone verloop is een sterke toename in de jeugd om op middelbare leeftijd sterk af te vlakken en nagenoeg constant te blijven.
De stamvlakte per ha is bij de naaldhoutsoorten meestal belangrijk hoger dan bij de loofhoutsoorten; ze bedraagt resp. voor eik 20 m2, beuk 23 m2, pijn 32 m2, fijnspar 38 m2 en zilverden 50 m2 p. ha op 100-jarige leeftijd.