Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 18-11-2021

Lijn

betekenis & definitie

1. (Erfelijkheidsleer) Termen als stam, familie en lijn worden gebruikt voor bepaalde, m.o.m. nauw verwante en ingeteelde groepen van individuen binnen een soort of ras, doch niet steeds in dezelfde, scherp omschreven betekenis en ook verschillend in de veefokkerij en de plantenveredeling.

In de plantenveredeling gebruikt men de term stam voor een groep van planten, die verkregen is door geslachtelijke vermeerdering, gedurende een aantal generaties, van telkens één plant; een stam van een kruisbevruchter wordt daarbij aangeduid als familie en die van een zelfbevruchter als lijn. de eis, dat er gedurende meer dan één generatie van één plant is uitgegaan, wordt niet altijd in het begrip opgenomen en dan geldt: een stam is de nakomelingschap van één plant, familie na kruisbestuiving en lijn na zelfbestuiving.

In de fokkerij gebruikt men de term stam wel voor de nakomelingschap van één bepaald vaderdier, dat evt. meermalen in de afstamming voorkomt (inteelt dus), en de term familie op dezelfde manier voor de nakomelingschap van één bepaald moederdier. Bij zeer sterke inteelt, b.v. voortgezette broe-zuster-teelt wordt soms van een lijn gesproken; de term bloedlijn echter wordt weer gebruikt voor alle nakomelingen van één bepaald uitstekend fokdier, ook zonder dat van enigerlei inteelt sprake is.

2. (technologie) Een serie apparaten, welke achtereenvolgens zijn opgesteld in de fabriek om een product te bewerken en te conserveren (z. Fruit, verwerking van -).