1. K. is een sterk in zijn ontwikkeling geremde loot, waarvan alle delen (internodiën, bladeren, groeitop) samengedrongen zijn in een kleine ruimte, meestal omgeven door een beschermend omhulsel.
Vooral bij de periodiek zich ontwikkelendehoutgewassen van de gematigde en arctische luchtstreken spelen zij een grote rol. K. treden echter ook wel op bij kruidachtige gewassen b.v. zomer-k. van kruiden en de winter-k. van de waterplanten. Ook aan (in) knol en bol vindt men ze. De k. der houtgewassen zijn naar hun plaatsing te verdelen in: 1. cindknoppen, aan stengeltoppen;
2. zijknoppen, wier plaats afhankelijk is van de bladstand; deze staan in de oksels der bladeren; s winters vindt men ze vlak boven de bladmerken;
3. bij-k. of adventief-k., op m.o.rn. willekeurige plaatsen en niet uitsluitend aan stengels optredend
wortel-k., k. aan bladeren). Verreweg de meeste k. geven alleen een bebladerde loot: blad-k. Is tevens de aanleg van een bloem of bloemstelsel aanwezig dan heeft men een gemengde k.. Een bloem-k. bevat alleen een bloem of bloeiwijze. Het omhulsel der k. bestaat meestal uit knopschubben. Waar deze ontbreken, spreekt men van naakte knoppen; jonge, ineengevouwen loofblaadjes beschermen dan de tere delen (b.v. Rhus, Viburnum).
2. Veel gebruikte naam voor de zaaddozen van vlas.