is damar, die door sommige insecten is ingezameld t.b.v. hun nestbouw. Tot deze insecten behoren enige kleine bijensoorten (Trigona spp.), die in holle bomen nestelen en daarin vaak ettelijke kilo's hars bijeenbrengen.
De nesten van T.fimbriata zijn kenbaar aan een bladvormig aanhangsel van hars bij de ingang, die van T. pygmaea en T.ventralis aan een naar buiten uitstekende platte koker van hars. Ook enkele mierensoorten verzamelen damar: de grote harsmier, Paratopula ceylonica, en de kleine bosmier, Gauromyrme bengkalisi. Deze zijn in staat zelf damar te tappen door gangen te knagen in de bast, soms tot in het hout van de bomen. De in die gangen gevloeide hars wordt daarna weggehaald en gebruikt voor de nesten, die tegen de stam of aan takken, meestal van Dipterocarpaceae, worden bevestigd. I. is gewoonlijk sterk verontreinigd en wordt daarom door de inheemse bevolking alleen gebruikt voor fakkels en voor het breeuwen van prauwen.