Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Bodemstructuur

betekenis & definitie

Hieronder verstaat men de wijze, waarop de bodem ruimtelijk is opgebouwd uit zijn 3 componenten: vaste delen, vloeibare delen en gasvormige delen. De b. is zeer variabel en kan ook gedurende de vegetatieperiode sterk veranderen, b.v. door het bezakken van de grond, door indrogen, enz.

De actuele b. geeft de toestand weer op een bepaald ogenblik en wordt gewoonlijk uitgedrukt in het poriënvolume. Daarnaast onderscheidt men de potentiële of intrinsieke b., die niet op eenvoudige wijze meetbaar is en samenhangt met de granulaire samenstelling, met de aard van de kleimineralen en met het humusgehalte van de grond. De b. kan m.o.rn. resistent zijn. Dit hangt voorn. af van de ionenbezetting van het adsorptiecomplex en van de toestand van de humus. In de praktijk spreekt men van kruimelstructuur, kluitstructuur en korrelstructuur. Bij de meest gunstige kruimelstructuur bestaat de bodem uit 1/3 vaste stof, 1/3 vocht en 1/3 gas. Een goede kruimelstructuur is alleen te handhaven door een goede voorziening met organische stoffen, waardoor het micro-leven in een optimale toestand verkeert. Bij de kluitstructuur is de bodem opgebouwd uit dicht gepakte kluiten, die in het algemeen anaëroob zijn. Ten gevolge van het ontbreken van zuurstof dringen de plantenwortels niet in de kluiten binnen. Bij korrelstructuur (b.v. duinzand) zijn de bodemdeeltjes niet samengekleefd.

< >