Ensie Encyclopedie

Redactie Ensie (2022)

Gepubliceerd op 10-04-2015

Ceder

betekenis & definitie

De ceder, cedrus in het Latijn, is een naaldboom die behoort tot het naaldbomengeslacht van de Pinaceaën en komt veel voor in de bergen van landen rond de Middellandse Zee. Net als de cipres wordt de ceder gewaardeerd om zijn duurzaamheid.

De Libanon-ceder groeit op hoogtes van 1.000-2.200 meter en komt voor in Libanon, Turkije, Marokko, Algerije en Cyprus. Deze boom heeft geel-rood-bruin hout met een aromatische harsgeur en leverde een grote bijdrage aan de bouw van de tempel van Salomo. In Egypte werd cederhout aangewend voor de vervaardiging van meubels, werktuigen, boten en sarcofagen. De kerkvader Origenes, die leefde van 185-254 na Christus, zag de duurzaamheid van cederhout als ethisch-symbolisch: 'De ceder verrot niet, de deurposten van ons huis van cederhout te maken betekent de ziel voor bederf te behoeden'. De patriarch Cyrillus van Alexandrië vergeleek het cederhout met het vlees van Christus, dat onvergankelijk was. Van cederhout worden onder andere ook mottenballen en cederolie gemaakt.